
Wanneer een baby een voorkeurshouding heeft, ligt het driekwart van de tijd met het hoofdje naar rechts of links gedraaid. Het kindje draait het hoofd vrijwel niet/ moeizaam zelfstandig naar de andere zijde en vaak minder ver dan naar de voorkeurskant. Draaien van het hoofd lukt vaak wel door een ouder, maar het kindje houdt het hoofdje vervolgens maar kortdurend of helemaal niet aan deze zijde, en draait (bijna) direct weer terug naar de voorkeurskant. Wanneer de voorkeurshouding langer aanwezig is, ontstaat vaak een afgeplat achterhoofdje.
Wanneer u ziet dat uw kindje een voorkeurshouding blijft houden is het van belang om tijdig een afspraak bij een kinderfysiotherapeut te maken. Dit kan direct of via een verwijzing van het consultatiebureau.
De kinderfysiotherapeut beoordeelt de motoriek van uw kindje, beoordeelt in welke mate er een voorkeurshouding is en kijkt of hier een lichamelijke oorzaak voor te vinden is. De kinderfysiotherapeut neemt houdings- en positioneringsadviezen en oefeningen met u door. Deze oefeningen kunt u met uw kindje doen om de voorkeurshouding te verhelpen en een symmetrische motorische ontwikkeling te stimuleren.